Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Risico’s kunnen ervoor zorgen dat we onze doelen niet bereiken. Daarom is het belangrijk dat we individuele risico's inschatten. Veel maatschappelijke uitdagingen vragen om nieuwe oplossingen waarvan de uitkomst onzeker is. Ook de omstandigheden waaronder we onze beleidsplannen uitvoeren, kunnen veranderen. Daardoor krijgen we mogelijk een andere uitkomst dan verwacht. Daarom is risicomanagement nodig: een weloverwogen inschatting van de kansen en bedreigingen. Dit is cruciaal, omdat risico’s ook groter kunnen zijn dan de gemeente aankan.

Een belangrijke indicator voor de financiële risico's is het weerstandsvermogen. Dat laat zien of de gemeente voldoende geld heeft om financiële tegenvallers en schade op te vangen. We berekenen het weerstandsvermogen als volgt: het vrij besteedbaar bedrag (de weerstandscapaciteit) min het bedrag dat nodig is om de risico's op te vangen.

In deze paragraaf lichten we de belangrijkste risico's per programma toe. Daarnaast laten we zien of het beschikbare weerstandsvermogen voldoende is om de financiële impact te dragen van de risico's die we als gemeente lopen.

Programma risico's

Terug naar navigatie - Programma risico's

Programma 1

Thema Opgroeien
Jeugd

  • De bezuiniging is uitgewerkt in concrete maatregelen. Daarbij hebben we ook aannames gedaan. Hierdoor is het mogelijk dat de financiële opgave niet gehaald wordt. We monitoren dit de komende periode intensief.
  • We gaan aan de slag met de lokale en regionale implementatie van de Hervormingsagenda. De grootste vraag is of onze financiële middelen toereikend zijn om de opgaven uit te voeren. De Hervormingsagenda richt zich vooral op de beschikbaarheid, de organisatie en de houdbaarheid van de jeugdhulp en het jeugdhulpstelsel. De uitwerking hangt nauw samen met 3 andere landelijke trajecten: het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming, de aanpak van de arbeidsmarktproblematiek en het versterken van het mentale welzijn van jeugdigen.
  • We willen de jeugdhulp regelen op het niveau van West-Brabant. Om het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming te realiseren, moeten we ons richten op 0-100. Daarvoor moeten we over de grenzen van de wetgeving (en de grenzen binnen onze organisatie) heen kijken.
  • Een potentieel risico is de krapte op de arbeidsmarkt. Die maakt het vinden en behouden van gekwalificeerd personeel binnen de jeugdhulp lastiger. Deze krapte kan leiden tot langere wachttijden, een verminderde beschikbaarheid van diensten, een hogere werkdruk voor professionals en mogelijk een lagere kwaliteit van zorg. Het is belangrijk dat we proactief maatregelen nemen om de aantrekkelijkheid van de sector te vergroten, de werving en het behoud van personeel te bevorderen en de werkomstandigheden te verbeteren.
  • De ambtelijke capaciteit voor het thema Jeugd is ook een risico. Sinds 2015 werkt het Rijk met incidentele impulsen. Daardoor is het voor de gemeente Breda lastig om een stevig fundament te bouwen met de ontwikkeling van kennis, kunde en een netwerk. Doordat een perspectief voor de lange termijn ontbreekt, gaat er veel tijd en energie zitten in het werven, inwerken en opvangen van tijdelijke krachten. Dat heeft impact op de teams die de toegang verzorgen en op het werken in langjarige projecten. Het draagt ook niet direct bij aan de ouders en gezinnen. We zijn nu begonnen om de tijdelijke inzet structureel te maken. Dit levert een besparing op en zorgt naar verwachting voor continuïteit.
  • We wisselen gegevens uit met onze partners om inwoners de best mogelijke dienstverlening te bieden. Daarbij houden we ons aan de privacyregels. Bij ieder project waarin we gegevens uitwisselen, bekijken we vooraf welke persoonsgegevens we delen met wie en met welk doel. Daarmee sluiten we aan bij de voorgestelde 'Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein'.
  • Het beleidsveld onderwijs is financieel zeer afhankelijk van specifieke uitkeringen (SPUK's) vanuit het Rijk. De ontwikkelingen binnen het hoofdlijnenakkoord op het gebied van SPUK's zorgen voor financiële onzekerheid voor de toekomst.

Onderwijsvisie
Er is nauwelijks budget om een extra impuls te geven aan het uitvoeringsprogramma. We zullen vooral middelen moeten herverdelen.

Thema Betrokken zijn

  • Het aantal hulpvragen neemt toe, terwijl we voorzien dat de ondersteuning door toenemende arbeidskrapte en uitgaven niet altijd meer beschikbaar is.
  • Het abonnementstarief blijft waarschijnlijk tot 2026 bestaan. Hierdoor hebben inwoners nog steeds een financiële prikkel om huishoudelijke ondersteuning aan te vragen. Ondanks de maatregelen die we al hebben genomen, kunnen we de toestroom niet volledig controleren. Dit kan leiden tot overschrijdingen van het budget.
  • Het aantal mensen dat om Wmo-begeleiding vraagt, neemt elk jaar met ongeveer 3% toe. De Wmo-klantreis heeft een positief effect op de geïndiceerde begeleiding en dagbesteding die we bieden, maar er blijft een risico dat we de stijging niet volledig kunnen opvangen met deze aanpak.
  • Maatschappelijk werk krijgt steeds meer taken. Vanuit verschillende perspectieven en wetten wordt een beroep gedaan op de laagdrempelige ondersteuning die maatschappelijk werkers bieden (zoals door huisartsen, de GGZ, de Wlz, de veiligheidsketen en maatwerkvoorzieningen voor Jeugd en Wmo). Daarnaast zien we nieuwe doelgroepen, zoals Oekraïners, vluchtelingen en statushouders, die ook vaker indicatievrije ondersteuning nodig hebben. Onze partners vinden het moeilijk om aan de groeiende vraag te voldoen, zowel qua capaciteit als qua middelen.

Thema Thuis
Het aantal meldingen bij het Regionale Meldpunt Crisiszorg neemt sterk toe. Inwoners en professionals, in het bijzonder de politie, weten het meldpunt steeds beter te vinden. Het Meldpunt kan deze hogere instroom mogelijk niet opvangen met de huidige capaciteit en middelen. Daardoor wordt het lastiger om mensen door te leiden naar de netwerkpartners die de juiste zorg en ondersteuning kunnen bieden.

  • Het samenbrengen van verschillende crisisdiensten in één integraal crisisinterventieteam onder aansturing van het Meldpunt is een transitie met veel haken en ogen. De implementatie en borging vraagt mogelijk meer en langere incidentele ondersteuning dan we nu inschatten. In dat geval brengt dit de nodige extra kosten met zich mee.
  • Het ministerie van VWS wil de instroom van mensen met psychische problematiek in de Wlz afremmen, omdat de kosten te veel oplopen. Vooralsnog liggen er maatregelen om de instroom te beperken en is er nog niet gekozen voor een financiële uitname uit de uitkering Beschermd Wonen van de Wmo. Als de maatregelen voldoende effect hebben, overweegt de minister dit alsnog. De maatregelen en de eventuele financiële uitname hebben gevolgen voor de begroting van Beschermd Wonen.
  • De krapte op de woningmarkt is ook in 2025 nog niet verdwenen. Als gevolg hiervan verblijven mensen langer in de maatschappelijke opvang, de vrouwenopvang en voorzieningen voor Beschermd Wonen dan noodzakelijk, omdat zij niet kunnen uitstromen naar een duurzame woonplek. Het levert ook problemen op voor jongeren die geen woning kunnen vinden, waardoor het risico op dak- en thuisloosheid groeit.
  • De personeelstekorten in de zorg leiden ertoe dat de wachtlijsten voor een behandeling in de GGZ en/of verslavingszorg toenemen. Hierdoor duurt het langer voordat mensen die verblijven in de maatschappelijke opvang of Beschermd Wonen in aanmerking kunnen komen voor een behandeling en kunnen uitstromen naar een duurzame verblijfsplek. Dit veroorzaakt extra kosten.
  • De bedrijfsresultaten van zorgaanbieders staan onder druk (bijvoorbeeld door hoge inhuurkosten als gevolg van arbeidskrapte). Daardoor kunnen zorgaanbieders financieel kwetsbaar worden. 

Thema Leren, ontwikkelen en werken

  • Of we de taakstelling voor 2025 en verder kunnen behalen, is mede afhankelijk van een aantal ontwikkelingen: 
    • Bij (een deel van) de 70 statushouders is er méér nodig om in te burgeren. 
    • Uit de heronderzoeken blijkt dat er nauwelijks onrechtmatigheden zijn. 
    • De landelijke financieringswijze van de Buig-gelden.
    • De manier waarop gelden vanuit de regionale arbeidsmarkt (kunnen) worden ingezet voor plaatselijke ideeën.
  • De afschaffing van de collectieve zorgverzekering (zie het thema Betrokken zijn) leidt mogelijk tot een toename van de vraag naar bijzondere bijstand. Dit monitoren we.

Thema Leven

  • De gelden van de specifieke uitkeringen GALA en IZA zijn incidenteel. Activiteiten en taken die we nu opstarten of uitvoeren vanuit deze middelen, zijn daardoor niet voor de lange(re) termijn geborgd.
  • De landelijke BOZA-subsidie wordt ingezet als co-financiering voor de investeringsregelingen voor sportaccommodaties. Doordat deze regeling incidenteel is, komen investeringen voor niet-gemeentelijke sportaccommodaties in het gedrang.

Thema Ontmoeten
Binnen dit thema zien we geen noemenswaardige risico's.

Programma 2

Thema Stimuleren economische ontwikkeling
Binnen dit thema zien we geen noemenswaardige risico's.

Thema Grote projecten in de stad
Alle grote projecten en gebiedsontwikkelingen hebben risico’s met elkaar gemeen, zoals de complexiteit en de druk op de bouwkosten. We nemen in alle gevallen ook maatregelen om onze uitvoeringscapaciteit op het gewenste niveau te brengen. Dit is een uitdaging door de krapte op de arbeidsmarkt. Andere risico's zijn weerstand uit de omgeving en juridische procedures rondom de planvorming en vergunningverlening. Deze risico’s kunnen van invloed zijn op het tijdig opleveren van woningen.

Daarnaast lopen gebiedsontwikkelingen door over meerdere bestuurlijke periodes, terwijl de economische omstandigheden en financiële positie van de gemeente voor urgente opgaven kunnen zorgen. Vasthouden aan onze ambities vraagt om langdurig commitment vanuit de gemeente, zeker daar waar we intensief met andere overheden en marktpartijen samenwerken. Alleen met langdurig commitment ontstaat immers het vertrouwen bij marktpartijen om in gebiedsontwikkelingen te participeren.

Verbeter Breda
Elk plan willen we uitvoeren volgens de principes van Verbeter Breda. Het blijft een uitdaging om plannen uit het Pact van Breda deel 3 op een efficiënte en rechtmatige manier uit te voeren. Dit vergt aandacht, tijd en afstemming.

Gasthuisvelden
Partijen kunnen terughoudend reageren op de uitgezette tenders door de combinatie van complexe binnenstedelijke ontwikkeling, wet- en regelgeving, stijgende (bouw)kosten en druk op de arbeidsmarkt.

CrossMark

CrossMark-West/Havenkwartier
Voor de Strip zijn er 3 belangrijke risico’s. Het eerste risico is de realisatie van 655 woningen vóór 2030. Dit is een eis uit de Woningbouwimpuls en de grootschalige woningbouwlocaties van het Rijk. We hebben hiervoor € 9,9 miljoen subsidie ontvangen. Het project had te maken met vertraging door beroepsprocedures over de bestemmingsplannen. Deze zijn inmiddels afgerond en het ministerie heeft ingestemd met een latere start van de bouw. We hebben nu te maken met grillige marktomstandigheden. De andere risico's hebben te maken met kosten die mogelijk hoger uitvallen dan we dachten op basis van eerdere analyses en schetsen. Het gaat dan om extra kosten voor het herstel van de damwand langs de Belcrumhaven en voor het ontwerp voor de Broedplaats Performing Arts op Klavers Jansen.

CrossMark - 't Zoet
De ontwikkeling van 't Zoet is groot, complex en langdurig. Risicomanagement en communicatie zijn daarom cruciaal. Risico's zijn onder andere:

    • De druk op de financiën. Mogelijk leidt die druk tot keuzes die op langere termijn tot kwaliteitsverlies leiden. Dit daagt ons uit om waar mogelijk slim te optimaliseren en te faseren. 
    • De financiering: die loopt over een langere periode en we zijn afhankelijk van andere overheden (Rijk, provincie, waterschap).
    • De technische complexiteit van het gebied. Denk aan funderingsresten, onderdoorgangen bij het spoor en hoogwaardige OV-verbindingen.
    • Milieutechnische belemmeringen, zoals geur, geluid, bodemverontreinigingen en externe veiligheid door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor.
    • De looptijd van 20 à 30 jaar. Het programma voor de komende decennia is nog niet bekend en de druk op de woningmarkt is groot. We blijven alert op een goede balans tussen snel plannen en het bewaken van onze stedelijke ambities. 

Centrum-Oost
Het stadsdeel Centrum-Oost heeft een belangrijke functie voor de stad. Veranderingen in het gebied kunnen tot weerstand leiden bij belanghebbenden. Het creëren van draagvlak voor die veranderingen is daarom belangrijk. De grootschalige investeringen en de subsidie van het Rijk vragen om cofinanciering door de gemeente en andere partners. Deze is nog niet rond. Verder is een strategie nodig voor de stikstofproblematiek en andere eventuele nadelige milieueffecten. Ook de aansluiting op het stroomnet vormt een grote uitdaging, waarvoor een strategie moet worden bedacht.

Bavel
Doordat Bavel dicht bij het Ulvenhoutse Bos ligt, zoeken we naar maatregelen om aan de stikstofregels te voldoen. In het zoekgebied voor de bedrijventerreinen zitten boomkikkers en we doen onderzoek naar mogelijkheden om de populatie te verplaatsen. De ontwikkelingen in en rond het dorp leiden ook tot een toename van het verkeer. Dit is een uitdaging, omdat we de overlast door extra verkeer willen beperken.

Thema Dynamische stad
Cultuur
De cultuursector heeft te maken met vaste lasten die sterk stijgen, onder meer door de algehele inflatie en door nieuwe cao’s vanuit diverse brancheverenigingen. Dit heeft mogelijk effect op de uitvoering van het cultuurbeleid, dat voor een groot deel bij instellingen ligt. Bezuinigingen bij andere gemeentelijke beleidsdomeinen, zoals wijken, evenementen en citymarketing, hebben effect op de uitvoering van het cultuurbeleid. Zo is het mogelijk dat gezamenlijke ambities niet doorgaan of pas later vorm krijgen. Ook wordt er mogelijk vaker een beroep gedaan op cultuursubsidies.

Cultureel erfgoed

  • Het project Collectie Breda is mede afhankelijk van privé-eigenaren van verschillende collecties. Zonder hun medewerking ontstaat er geen totaalbeeld van het Bredase erfgoed en wordt de focus aangebracht op basis van een incompleet beeld.
  • Het aanwijzen van monumenten voeren we projectmatig uit. Het huidige project omvat ruim 250 potentiële monumenten. De voortgang van het project is mede afhankelijk van het aantal bezwaren van belanghebbenden.
  • Binnen de erfgoedbegroting is geen ruimte voor een subsidieregeling om het beleid voor duurzame monumentenzorg te stimuleren. 

Thema Beroepsonderwijs en huisvesting onderwijs
Breda Studentenstad
De organisatie van het introfestival kost steeds meer geld. We houden contact met onze partners en denken na over oplossingen, omdat we dit evenement graag willen behouden.

Taal, laaggeletterdheid en basisvaardigheden in de regio West-Brabant
Het hoofdlijnenakkoord op het gebied van specifieke uitkeringen (SPUK's) maakt de toekomst van de WEB-middelen onzeker. 

Onderwijshuisvesting
Onze ambities staan onder druk door de gestegen prijzen in de bouw, hogere rentes, de inflatie en een tekort aan vakmensen. Ook veranderend overheidsbeleid heeft mogelijk financiële consequenties. Dit kan gevolgen hebben voor onze ambities.

Thema Verbindend bestuur
Minder inkomsten bij gemeenten kunnen ervoor zorgen dat de samenwerking onder druk komt te staan. Samenwerking vraagt om bestuurlijke en ambtelijke capaciteit. De afhankelijkheid van de (vaak personele) inzet van gemeenten bepaalt de slagingskans van regionale samenwerkingen. 

Om het Verhaal van Breda stevig te verankeren, is een andere denk- en werkwijze nodig, waarbij het verhaal terugkomt in alles wat we als stad doen. Dat vraagt ook iets van onze organisatie. Daarnaast is het ontbreken van de cohesie tussen de 3 G's van Breda Brengt het Samen (groen, grenzeloos, gastvrij) een risico wanneer er geen centrale coördinatie meer is.

Vertrouwen laat zich zeer lastig beïnvloeden. Het heeft met vele factoren te maken waar wij vaak ook geen invloed op hebben. We houden daarbij het lerend perspectief in de ontwikkelaanpak in het oog en passen ons aan.

Programma 3

Thema Wonen in Breda
De implementatie van woonbeleid is deels een nieuw werkveld voor de gemeente. We hebben tijd nodig om de werkwijzen in te voeren. Bovendien is het van meerdere afdelingen afhankelijk. Daarnaast zien we een sterke regulering, met veel nieuw beleid dat betrekking heeft op de woningmarkt. De inzet op wonen en zorg is een voorbeeld van de nieuwe aanpak. Tot slot gaat de regering nog nieuw woonbeleid formuleren. Dat alles zorgt ervoor dat de effectiviteit van ons beleid niet altijd te voorspellen is.

Thema Verdeling beschikbare ruimte

  • De tijdelijke maatregel voor afwijkingen van het Omgevingsplan blijft een onzekerheid. Hiermee werken vraagt bovendien om extra capaciteit doordat deze plannen op een later moment alsnog naar de Omgevingswetstandaard moeten worden omgezet.
  • De openstaande vacature voor een participatieregisseur blijft een risico. De inzet van deze functionaris is zeer gewenst om het beoogde kwaliteitsniveau te behalen.

Thema Grote woonprojecten in de stad
Of de marktpartijen en de Bredase corporaties de geplande woningen ook echt kunnen bouwen, is sterk afhankelijk van het verloop van beroepsprocedures en van de marktomstandigheden. Denk aan de stijging van (bouw)kosten, de ontwikkeling van de hypotheekrente en voldoende voorverkoop. Waar mogelijk helpen we onze partners om deze knelpunten op te lossen.

Thema Bereikbaar Breda

  • Zolang het Rijk en de provincie geen definitieve keuzes maken rondom het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en het Brabants Programma Landelijk Gebied (BPLG), is het lastig aan te geven of de ruimtelijke ontwikkelingen en infraprojecten in en rond Breda door kunnen gaan.
  • Er bestaat een risico op prijsstijgingen. Dit heeft mogelijk invloed op de kosten en prijzen. Daarnaast is er een risico op capaciteitschaarste (intern en extern). Dit kan leiden tot vertraging in de uitvoering van projecten.
  • De uitbreiding van het hoofdwegennet, zoals de A58 Galder-Sint-Annabosch en de A58 Tilburg-Breda, loopt opnieuw vertraging op. Dit komt door de stikstofproblematiek en door de financiële heroriëntatie van het Rijk, waarbij investeringsgelden worden benut voor het beheer en onderhoud van het hoofdwegennet. Dit leidt tot een verdere druk op het hoofdwegennet op ons grondgebied.
  • Het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet vergt nog veel uitwerking en concretisering. Zolang dat nog niet is gebeurd, is niet duidelijk wat de gevolgen zijn voor ons beleid en onze projecten.
  • Het verdelen van de schaarse publieke parkeerruimte is een steeds grotere uitdaging. Het huidige beleid is niet langer houdbaar qua aantal vergunningen, tarieven en toepassing van de parkeernormering. We moeten vraag en aanbod meer met elkaar in balans brengen.
  • Met de huidige tarieven voor kort parkeren en vergunningen is een nieuwe parkeervoorziening niet rendabel te exploiteren.

Thema Duurzame en bestendige stad

  • Om een duurzame en bestendige stad te worden, werken we met veel partners samen. Onze voortgang in 2025 is daardoor ook mede van die partners afhankelijk. Het gaat dan onder meer om projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties, agrariërs, beheerders van energienetten en collega-overheden. Vooral de nadere uitwerking van beleid en regelgeving vanuit de provincie, het Rijk en de EU is bepalend voor de lokale uitwerking in Breda.
  • Ook andere ontwikkelingen kunnen een forse impact hebben op het programma. De huidige krapte op de arbeidsmarkt kan leiden tot problemen bij een zorgvuldige uitvoering van het soortenmanagementplan. Daarom zijn we op tijd gestart met de werving.
  • Het is niet realistisch dat we alle natuurdoelen uit de KRW vóór 2027 halen. Dit komt vooral doordat niet alle gronden zo snel aangekocht kunnen worden (doordat de eigenaren die niet willen verkopen en door lange en complexe procedures). Het niet halen van deze deadline kan juridische gevolgen hebben voor ontwikkelingen in de stad, zoals de recreatievaart en woningbouw. De prioriteit ligt bij de realisatie van trajecten waar het juridische risico het grootst is als we de deadline niet halen.
  • In de klimaatbegroting zijn de risico’s voor het behalen van de klimaatdoelen uitgewerkt.

Programma 4

Thema Veilig Breda

  • Het nieuwe evenementenproces wordt geïmplementeerd en gemonitord. Het risico bestaat dat er een lange periode nodig is om het proces te optimaliseren. Dit leidt tot hogere faalkosten in het proces, die niet kunnen worden toegerekend aan de aanvragers. Dit heeft een negatieve invloed op het resultaat.
  • Als tijdens het toezicht blijkt dat aannemers niet volgens de kwaliteitsnormen bouwen, dan moet er meer worden gehandhaafd. Deze extra handhaving legt druk op de capaciteit en veroorzaakt kosten voor de gemeente.

Thema Dienstverlening
Mogelijk daalt het aantal inschrijvingen van niet-ingezetenen. Veelal gaat het hierbij om mensen die kortdurend in Nederland werken. Kabinetsmaatregelen op het gebied van arbeidsmigratie zorgen er mogelijk voor dat het aantal inschrijvingen afneemt. Daardoor nemen ook onze inkomsten af.

Thema Openbare ruimte
We zien klimaatrisico's die ervoor kunnen zorgen dat we meer moeten besteden aan bijvoorbeeld gladheidsbestrijding, de beheersing van invasieve exoten en het beheersen van plaagdieren. Daarnaast is er een risico op achterstalligheid bij de kapitaalgoederen. Dit risico is ten opzichte van vorig jaar afgenomen, omdat we voor een deel hiervan vanaf 2025 een reserve vormen.

Thema Beheer gemeenlijk vastgoed
Het gemeentelijke gebouwenbestand is overwegend verouderd. Daardoor is de huidige onderhoudsvoorziening vanaf 2030 niet meer toereikend om de kosten voor het onderhoud te dekken. In de integrale huisvestingsplannen (IHP's) maken we daarom afwegingen over vervangende nieuwbouw, renovatie en functionele aanpassingen. Dit draagt bij aan een kostendekkende onderhoudsvoorziening.

Sportaccommodaties
Veel binnensportlocaties zijn verouderd en vragen om een plan voor de toekomst. Daarnaast is de bezettingsgraad van deze objecten hoog. In het IHP brengen we deze ontwikkelingen en de ontwikkelingen in de stad en de dorpen samen. Aanpassingen en uitbreidingen binnen deze portefeuille kosten geld. Dit kan knellen met de behoefte van Breda. Tot slot blijkt het op dit moment lastig om het personeelsbestand kwalitatief en kwantitatief op orde te houden. Een mogelijk risico is dat sporthallen tijdelijk moeten sluiten vanwege een gebrek aan personeel.

Thema Open overheid
Binnen dit thema zien we geen noemenswaardige risico's.

Programma 5

Thema Een toekomstbestendige organisatie
Binnen dit thema zien we geen noemenswaardige risico's.

Thema Solide financiën
Binnen dit thema zien we geen noemenswaardige risico's.

Weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen

We hebben een deel van ons eigen vermogen gereserveerd als buffer om de financiële impact van risico's op te kunnen vangen. Zo kunnen wij een stabiel financieel beleid waarborgen.

In de jaarrekening 2023 bedroeg het risicoprofiel (op basis van een Monte Carlo-simulatie) € 55,6 miljoen. In deze begroting is het risicoprofiel op basis van de meest actuele cijfers gedaald met € 0,3 miljoen. Het geactualiseerde risicoprofiel komt daarmee uit op € 55,3 miljoen. Het risicoprofiel is op hoofdlijnen stabiel. Binnen een aantal risico's zien we een verschuiving. Door een voorziening te treffen voor de kapitaalgoederen, daalt dit risico. Verder zien we een stabilisering van de inflatie, waardoor ook het inflatierisico afneemt. Tegelijkertijd nemen de fiscale risico's toe, doordat de Belastingdienst intern aan het onderzoeken is of zij het ‘terreinparkeren’ (met terugwerkende kracht) als een belaste activiteit kan aanmerken. Tot slot zien we enkele opkomende risico's, zoals netcongestie.

Om de risico’s van € 55,3 miljoen af te dekken, heeft de gemeente in 2028 € 96,2 miljoen beschikbaar. Het weerstandsvermogen is dan € 40,9 miljoen (€ 96,2 miljoen min € 55,3 miljoen). Dit betekent dat we ons beleid kunnen voortzetten als de risico's zich zouden voordoen.

De ontwikkeling van het risicoprofiel ziet er als volgt uit:

  • De verticale as links (0,0-40,0) toont de bedragen x € 1 miljoen per risicogroep (kolommen).
  • De verticale as rechts (0,0-140,0) toont het totaal aan risico's (de rode lijn) en het beschikbare vermogen x € 1 miljoen (de groene lijn). Het verschil tussen beide lijnen is het weerstandsvermogen.

Hoe we omgaan met het weerstandsvermogen, staat in de afbeelding hieronder:

De rode lijn geeft het minimale bedrag aan dat we als buffer moeten aanhouden. Dit bedrag is nodig om mogelijke financiële tegenslagen op te vangen. Wanneer we een vermogen hebben dat groter is dan dit minimale bedrag, bepalen we hoeveel geld we nodig hebben om onze financiële positie op orde te krijgen of te houden. Dat geeft het grijze vakje in de afbeelding aan. Onze financiële positie meten we met verschillende financiële kengetallen, zoals de netto schuldquote, de solvabiliteit, de grondexploitatie, de belastingcapaciteit en de structurele exploitatieruimte (zie de toelichting verderop).

Nadat we de benodigde buffer hebben aangehouden en onze financiële positie op orde is, maken we inzichtelijk hoeveel geld er nodig is voor de uitvoering van eerdere bestuurlijke besluiten. Als dit alles gedekt is, blijven er mogelijk nog middelen over. Dit restant kan vervolgens vrij worden ingezet.

Beleid: Uitgangspunten en proces

Terug naar navigatie - Beleid: Uitgangspunten en proces

Ons uitgangspunt zijn de doelen die het gemeentebestuur heeft vastgesteld. Die willen we behalen met zo min mogelijk tegenslagen. Door de 4 lijnen hieronder te volgen, zorgen we voor een effectief risicomanagement en minimaliseren we de financiële impact van de risico's.

1e lijn: risico’s inventariseren
We hebben te maken met risico's en kansen die voortkomen uit externe ontwikkelingen die buiten onze invloedssfeer liggen. Als gemeente nemen we strategische risico's om het maximale uit ons beleid te halen. Deze risico's zijn dus niet ongewenst, we nemen die bewust. Daarnaast zijn er risico's die voorkomen kunnen worden en direct voortvloeien uit ons normale werk. Hieronder vallen ook risico's die ontstaan als we niet voldoen aan wet- en regelgeving. Bovendien houden we rekening met mogelijke incidenten en schades, zoals fraude. Al deze risico’s brengen we in kaart.

2e lijn: toprisico's selecteren
Halfjaarlijks, bij de begroting en bij de jaarrekening, selecteren we de risico's die de grootste impact hebben. Deze risico's noemen we toprisico's. Die vormen onze tweede lijn van risicobeheersing. Deze risico’s nemen we op en lichten we toe in de paragraaf 'Weerstandsvermogen en risicobeheersing' van de begroting en de jaarrekening.

3e lijn: maatregelen nemen
Om de geselecteerde risico's te beheersen, stellen we een strategie op waarin we beheersmaatregelen treffen. Dit is onze derde lijn van risicobeheersing.

4e lijn: audits uitvoeren
We beoordelen ons risicomanagementproces periodiek via een audit. Die wordt uitgevoerd door het team Audit van de afdeling Concerncontrol. Op basis van deze beoordeling scherpen we onze processen aan of passen we het systeem aan.

Benodigde weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Benodigde weerstandscapaciteit

Via een risico-inventarisatie brengen we onze risico's in kaart. Die gebruiken we om het risicoprofiel en de weerstandscapaciteit te bepalen. De belangrijkste risico’s lichten we verderop in deze paragraaf toe.

Om de benodigde weerstandscapaciteit zo nauwkeurig mogelijk te berekenen, voeren we een Monte Carlo-simulatie uit. Deze geautomatiseerde simulatie is een veelgebruikte statistische techniek die verschillende (kans)scenario's doorrekent. Hierbij rekenen we met zekerheidspercentages. Deze percentages geven aan hoe waarschijnlijk het is dat de financiële gevolgen van de werkelijk opgetreden risico’s lager zijn dan de berekende waarde. We gaan uit van een zekerheidspercentage van 95%. Er is dus slechts een kans van 5% dat de schade hoger is dan het berekende bedrag. Hierdoor krijgen we een realistisch beeld van de mogelijke financiële impact van de risico’s en de weerstandscapaciteit die nodig is.

De bedragen voor Vastgoedontwikkeling, Huurinkomsten en leegstand gemeentelijk vastgoed en Sociaal Domein in de tabel bepalen we op basis van deze Monte Carlo-simulatie. Voor de overige risico's bepalen we de bedragen door de kans te vermenigvuldigen met het gevolg. Als voorbeeld: stel dat het gevolg van een risico € 20 miljoen bedraagt en dat de geschatte kans van optreden 50% is, dan nemen we in de tabel € 10 miljoen op (€ 20 miljoen x 50%).

Bedragen x € 1 miljoen
Nr. Risico`s Begroting 2023 Jaarrekening 2022 Begroting 2024 Jaarrekening 2023 Begroting 2025
Grondexploitaties
1 Vastgoedontwikkeling 13,9 13,3 12,5 10,6 10,5
2 Claims 1,1 1,9 0,6 2,9 2,9
Sociaal Domein
3 Sociaal Domein 12,6 14 15,4 15,6 15,3
Derden
4 Verbonden partijen (GR'en) 1,2 1,2 1 1,4 0,8
Projecten
5 Projecten 10,4 9,9 10,7 10,5 12
Overige risico's
6 Klimaatrisico's 0,8 0,8 0,8 0,6 0,8
7 Achterstalligheid kapitaalgoederen openbare ruimte 2,0 2 2,0 6,1 3,7
8 Cyberrisico's 0,8 0,8 1,7 1,7 1,7
9 Fiscale risico's 0,3 1,6 0,2 0,2 1,3
10 Fluctuaties gemeentefondsuitkering 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4
11 Garantstellingen pm pm pm pm pm
12 Inflatie en sensitiviteit pm 12,6 12,6 4,4 1,5
13 Netcongestie pm pm pm

Toelichting op de toprisico's

Terug naar navigatie - Toelichting op de toprisico's

Vastgoedontwikkeling (€ 10,5 miljoen, was € 10,6 miljoen)
De huidige methodiek van risicomanagement is gebaseerd op onze nota Risicobereidheid en weerstandsvermogen uit 2018. De risico’s die zijn verbonden aan grondexploitaties, zijn onderdeel van de totale risicopositie van de gemeente. Ze worden gedekt uit de totale weerstandscapaciteit. De verwachte positieve resultaten vanuit grondexploitaties vormen een extra buffer voor de risico’s. Omdat we in het financiële meerjarenperspectief een groot deel van die positieve resultaten al meenemen, is het effect van deze buffer inmiddels beperkt. Het totale risico dat is verbonden aan de grondexploitaties, bepalen we door te kijken naar de volgende risico’s:

  • Projectspecifieke risico’s in de individuele grondexploitaties
    We houden die bij op risicokaarten.
  • Projectoverstijgende risico’s voor de gehele portefeuille van grondexploitaties
    Die bepalen we via een scenario met extra economische tegenwind. Ten opzichte van de standaard berekeningen wordt de rekenrente verhoogd, ligt de opbrengstenstijging structureel lager, ligt de kostenstijging structureel hoger en vertragen onze grondexploitaties 100% in de uitvoering. Onder dit scenario vallen bijvoorbeeld de effecten van de stikstofproblematiek, gestegen bouwkosten, congestie op het stroomnet, hogere inflatie en een oplopende rente.
  • Risico’s die zijn verbonden aan onze portefeuille panden en gronden

Deze 3 risico’s brengen we apart in beeld, waarna een statistische berekening bepaalt hoeveel weerstandsvermogen er nodig is om deze risico’s af te dekken. De projectspecifieke risico’s leiden tot een gewogen risico van € 5,3 miljoen. De projectoverstijgende risico’s komen uit op een gewogen risico van € 4 miljoen. Het gewogen risico dat is verbonden aan onze voorraad gronden en panden, bedraagt € 1,4 miljoen. Het totale risico komt daarmee uit op € 10,7 miljoen. Volgens de statistische berekening bedraagt het benodigde weerstandsvermogen in totaal € 10,5 miljoen. Ten opzichte van de jaarrekening 2023 is het risico ongeveer gelijk gebleven.

Claims (blijft € 2,9 miljoen) 
Dit zijn risico’s voor claims, bijvoorbeeld vanwege ruimtelijke ontwikkelingen of als gevolg van handhaving. Het claimrisico is gestegen door een toename van het aantal claims binnen het sociaal en ruimtelijk domein. In 2 gevallen zijn de claimende partijen in hoger beroep gegaan. 

Sociaal domein (€ 15,3 miljoen, was € 15,4 miljoen) 
Dit risico is de optelsom van de verschillende risico’s binnen het sociaal domein. Deze zijn afgenomen met € 0,1 miljoen. 

Het ministerie van SZW wil er met de financieringssystematiek BUIG voor zorgen dat alle gemeenten samen een toereikend macrobudget hebben en dat de verdeling zo goed mogelijk aansluit bij de werkelijke kosten. In de praktijk blijkt echter dat deze systematiek nog niet goed aansluit. Daarom heeft de minister in 2022 diverse onderzoeken in gang gezet om het objectiefvoordeelmodel te verbeteren. De kans bestaat dat het BUIG-budget ontoereikend is. Wanneer dit zo is, kunnen we aanspraak maken op een vangnetuitkering, die door de toetsingscommissie Vangnet Participatiewet wordt beoordeeld. Aan deze uitkering zijn verschillende voorwaarden verbonden, waaronder een eigenrisicocomponent (maximaal 10% van het BUIG-budget). 

Vanwege het forse financiële resultaat van de afgelopen jaren op het gebied van Werk & Inkomen, is in het bestuursakkoord gerekend met een voordeel van € 3 miljoen in 2023, aflopend naar € 0,5 miljoen in 2026. Dit financiële resultaat is in eerdere jaren echter vooral behaald door incidentele meevallers. Of deze meevallers zich ook (voldoende) zullen voordoen in de komende jaren, is nog onzeker.

Voor Jeugd ligt er een principeakkoord: de Hervormingsagenda. Deze ligt in lijn met de uitspraak van de Commissie van Wijzen (18 mei 2021). Het Rijk erkent de noodzaak van een aangepast ingroeipad. De eerder ingeboekte bezuiniging wordt tot en met 2025 bevroren. Daarnaast blijft de doelstelling van € 1 miljard overeind, maar erkent het akkoord dat € 650 miljoen onderbouwd en ‘mogelijk haalbaar’ is en € 380 miljoen met onzekerheden omgeven is. De gemeenten en het Rijk zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de maatregelen waarop zij kunnen sturen conform de Hervormingsagenda. Als zij dit niet of niet volledig doen, dan ligt het financiële risico naar rato van de geleverde inspanning bij henzelf:

  • Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de Jeugdwet.
  • Gemeenten dragen de financiële verantwoordelijkheid voor bovenwettelijke initiatieven.
  • Onvoorziene omstandigheden en autonome groei vallen onder de verantwoordelijkheid van het Rijk.

Door de invoering van het abonnementstarief is het aantal Wmo-hulpaanvragen gestegen. Dit veroorzaakt structureel hogere kosten (uitvoeringskosten en voorzieningskosten voor huishoudelijke ondersteuning). Om de houdbaarheid van de Wmo te verbeteren, voert het kabinet een aantal aanpassingen door in het stelsel. De belangrijkste aanpassing is de invoering van een passende eigen bijdrage voor huishoudelijke ondersteuning per 1 januari 2026. We verwachten dat het aantal cliënten dat gebruikmaakt van huishoudelijke ondersteuning hierdoor slechts licht afneemt en niet op het niveau komt van vóór de invoering van het abonnementstarief. De extra inkomsten vanuit de eigen bijdrage zijn naar verwachting niet toereikend. 

Voor jeugdhulp en Wmo worden nieuwe tarieven vastgesteld/geïndexeerd. Dit gebeurt pas na vaststelling van deze begroting. Het risico bestaat dat we contractueel meer moeten indexeren dan waar we in deze begroting rekening mee hebben gehouden.

Mogelijk krijgen we te maken met het faillissement van een gecontracteerde aanbieder die voor onze gemeente één of meer voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning en/of jeugdhulp uitvoert. Hiervan kan de gemeente negatieve gevolgen ondervinden. We moeten dan bepalen hoe de continuïteit van de ondersteuning en zorg kan worden gewaarborgd.

Verbonden partijen (€ 0,8 miljoen, was € 1,4 miljoen)
Voor gemeenschappelijke regelingen (GR'en) reserveren we vermogen. Een aantal GR'en bouwen geen eigen vermogen op en vallen bij tegenvallers direct terug op het vermogen van de deelnemende gemeenten, waaronder Breda. Wij steunen nu op het risicomanagement van de GR'en.

Projecten (€ 12,0 miljoen, was € 10,5 miljoen)
De risico’s hebben betrekking op projecten, zoals de Nieuwe Mark, De Strip Havenkwartier en een claim vanuit oude wijkontwikkelingsprojecten in de Heuvel. De risico’s die we lopen op deze projecten, zijn onder meer overschrijdingen van de plan- en realisatiekosten, het niet kunnen nakomen van subsidievoorwaarden, een beroep op nadeelcompensatie en het indienen van claims. De risicokaarten inclusief bijpassende beheersmaatregelen voor de projecten worden 2 keer per jaar geactualiseerd, bij de jaarrekening en bij de begroting. Hierdoor houden we de risico’s per project actueel.

Het gewogen risico van de projecten is ten opzichte van de jaarrekening 2023 toegenomen met € 1,5 miljoen, van € 10,5 miljoen tot € 12 miljoen. Voor € 1,15 miljoen komt dit door de geactualiseerde risico’s van het project Nieuwe Mark fase 2. De risico’s hebben betrekking op een mogelijke overschrijding van de plankosten (€ 0,45 miljoen), de geotechnische parameters (€ 0,45 miljoen) en op kabels en leidingen (€ 0,25 miljoen). De risicokaart van De Strip Havenkwartier laat een toename van het gewogen risico zien van € 0,38 miljoen. Die wordt veroorzaakt door het risico op prijsstijgingen van de casco-investeringen. 

Klimaatrisico’s (€ 0,8 miljoen, was € 0,6 miljoen)
De klimaatrisico's in de openbare ruimte nemen toe en zijn divers. We moeten bijvoorbeeld meer bomen en struiken vervangen door droogte, hevige stormen en meer dierplagen. Daarnaast worden onze wegen aangetast, moeten we extra gladheidsbestrijding uitvoeren en hebben we te maken met wateroverlast door extreme neerslag. De klimaatrisico’s worden beperkt door extra acties, waaronder aanvullende middelen voor het onderhoud van het groen (actualisatie van het Beleidskader Kapitaalgoederen). De wateroverlast is onderdeel van het Stedelijk Waterplan. Daarnaast zetten we initiatieven voort die zich richten op klimaatadaptief handelen, zoals klimaatadaptieve wijkdeals, het project Groene Buurtjes, een verbreding van de subsidieregeling Groene Daken en het uitvoeren van stresstesten en risicodialogen. In het Strategisch Investeringsplan hebben we middelen gereserveerd voor groene straten en pleinen en de instandhouding van bomen en groen. Deze maatregelen dragen bij aan het oplossen van de hitteproblematiek in de binnenstad. In het bestuursakkoord en de actualisatie van het Beleidskader Kapitaalgoederen hebben we extra middelen beschikbaar gesteld voor groen en extra bomen. Het financiële risico zit vooral in de gladheidsbestrijding, de beheersing van invasieve exoten en het beheersen van plaagdieren (€ 0,8 miljoen).

De achterstalligheid binnen de openbare ruimte wordt mede veroorzaakt door klimaateffecten, maar heeft ook andere oorzaken. Daarom zijn de onderdelen bomen en verharding opgenomen onder het risico 'achterstalligheid openbare ruimte'. 

Vanwege de slechte toestand van de Natura 2000-gebieden in Brabant heeft de provincie in maart 2023 besloten om geen vergunningen meer te verlenen die gebruikmaken van extern salderen of het Stikstofregistratiesysteem. Per project bekijken we nu de gevolgen en mogelijke oplossingen hiervoor. Duidelijk is wel dat natuurherstel, inclusief de bijbehorende investeringen de komende jaren essentieel is.

Achterstalligheid kapitaalgoederen openbare ruimte (€ 3,8 miljoen, was € 6,1 miljoen)
We zien een risico op achterstalligheid bij de kapitaalgoederen verharding, bomen, civieltechnische kunstwerken en openbare verlichting. Dit risico heeft meerdere oorzaken:

  • Mede door reactief onderhoud weten we niet precies wat de huidige kwaliteit van de kapitaalgoederen is. Inspecties zijn nodig om een goed beeld te krijgen van de huidige stand van zaken.
  • De complexiteit van het gebruik van de openbare ruimte neemt toe. 
  • De theoretische versus de praktische onderhoudssystematiek. 
  • Het effect dat klimaatverandering heeft op de kapitaalgoederen.

Op de middellange termijn leidt dit tot kapitaalvernietiging en stijgende kosten voor onderhoud en herstel. Op langere termijn neemt de kans op onveilige situaties toe. Voor 2025 stellen we een reserve in om achterstalligheid op te kunnen vangen (vanuit de actualisatie van het Beleidskader Kapitaalgoederen). Hierdoor verlagen we het risico ten opzichte van de jaarrekening 2023. Het risico op achterstalligheid bij de kapitaalgoederen in de openbare ruimte is als volgt opgebouwd: 

Risico op achterstalligheid openbare ruimte
Verharding 300
Openbare verlichting 2.310
Bomen 2.260
CTK 1.250
Subtotaal 6.120
Reserve 2025 acualisatie kapitaalgoederen 2.262
Risico 2025 3.858

Cyberrisico’s (blijft € 1,7 miljoen)
Het dreigingsbeeld Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten geeft inzicht in de belangrijkste bedreigingen en ontwikkelingen op het gebied van informatiebeveiliging en adviseert over prioriteiten. In het dreigingsbeeld van 2023-2024 geeft de IBD de volgende risico’s aan op het gebied van gegevensbescherming:

Uitval van dienstverlening en bedrijfsvoering
Als informatie niet beschikbaar is, leidt dat tot problemen in de dienstverlening en de bedrijfsvoering:

  • Vertrouwelijke informatie valt in verkeerde handen.
  • Er worden fouten gemaakt in de dienstverlening door incidenten en de aantasting van de kwaliteit en integriteit van de data. 
  • Er zijn meer gevallen van ransomware met destructievere gevolgen.

De IBD ontving de afgelopen 2 jaar steeds meer meldingen van situaties waarin gemeentelijke processen langdurig(er) verstoord zijn door destructieve gijzelsoftware. De schade hiervan loopt al snel in de miljoenen euro’s.

Steeds meer en ernstigere kwetsbaarheden in software
Alle hard- en software bevat kwetsbaarheden en fouten. Deze kunnen worden misbruikt door kwaadwillenden. Het is daarom zaak om kwetsbaarheden tijdig te verhelpen. In 2023 zijn er binnen de gemeente Breda 2398 serieuze meldingen geweest van kwetsbaarheden en/of verachte pogingen om het netwerk binnen te dringen. 

Gevaren in ketens uit het zicht
De gemeente Breda neemt deel aan veel samenwerkingsverbanden en maakt gebruik van diensten van derden, zoals softwareleveranciers. Gemeenten zijn de afgelopen 2 jaar regelmatig geconfronteerd met incidenten die zijn ontstaan bij derden, waarbij de gevolgen in de eigen gemeente merkbaar waren. Dit geldt ook voor onze gemeente.

De ruwe geschatte kosten bestaan uit kosten voor forensisch onderzoek, het opnieuw opbouwen van (delen van) het netwerk, derving doordat medewerkers niet meer kunnen werken en inhuur van (externe) professionals. Denk hierbij aan forensisch experts, IT-specialisten voor de wederopbouw en crisiscommunicatiespecialisten.

Fiscale risico's (€ 1,3 miljoen, was € 0,2 miljoen) 
Als gemeente zijn we vennootschapsbelasting (vpb) verschuldigd over onze belastingplichtige activiteiten. Een voorbeeld zijn de opbrengsten van onze parkeergarages. Daarnaast leveren onze parkeerterreinen, zoals het Chasséveld, ongeveer € 2,8 miljoen per jaar op. Dat resultaat is nu nog vrijgesteld van vpb. De Belastingdienst is echter intern aan het onderzoeken of zij ‘terreinparkeren’ ook als een belaste activiteit kan aanmerken. Als dat zo is, hebben we jaarlijks een extra vpb-last van € 700.000. Omdat de aanslagen vanaf 2020 nog niet definitief zijn vastgesteld, bestaat het risico dat we ook over deze jaren vpb verschuldigd zijn.

Fluctuaties Gemeentefondsuitkering (blijft € 1,4 miljoen)
De uitkeringen vanuit het Gemeentefonds variëren flink binnen een begrotingsjaar. Om de afhankelijkheid van de circulaires te verkleinen, vormen we een buffer. Zo kunnen we beheerst het beleid aanpassen bij onverwachte fluctuaties. 

Garantstellingen (p.m.) 
De gemeente verleent garanties aan derden en neemt achtervangposities in bij waarborgfondsen. Dat is niet zonder risico's. De gemeente wordt aangesproken als deze derden hun verplichtingen niet nakomen. Bij een achtervangpositie in een waarborgfonds gebeurt dit pas als het garantievermogen van het fonds niet genoeg is. We schatten dit risico laag in. Bij een aanspraak zorgen de hypothecaire zekerheden in het voordeel van de gemeente Breda ervoor dat het financieel verlies gering of nihil is.

De gemeente heeft bij 2 waarborgfondsen een achtervangpositie: 

  1. het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) 
  2. het Waarborgfonds Eigen Woningen dat de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) verstrekt

Bij beide waarborgfondsen verwachten we de komende jaren geen aanspraak op de achtervangpositie. 

Inflatie en sensitiviteit (€ 1,5 miljoen + p.m., was € 4,4 miljoen + p.m.)
De piek van 2022 is voorbij, maar de inflatie is nog steeds hoog. Mede door de economische onzekerheid en wereldwijde handelsspanningen is de inflatie nu nog niet stabiel. Daarnaast vormen ook de krapte op de arbeidsmarkt en het tekort aan grondstoffen een probleem. Deze kwesties treffen niet alleen de samenleving, maar ook onze eigen organisatie. Het beheersen van deze effecten blijkt een uitdagende taak. Omdat deze ontwikkelingen alleen gedeeltelijk kunnen worden bijgestuurd en moeilijk kwantificeerbaar zijn, is dit risico pro memorie meegenomen.

Netcongestie elektriciteitsnet (p.m.)
De impact van de netcongestie op het elektriciteitsnet zal naar verwachting aanzienlijk zijn. Bedrijven die zich in onze gemeente willen vestigen of die willen uitbreiden of verduurzamen, moeten langdurig wachten op een elektriciteitsaansluiting. Bovendien wordt ook de bouw van nieuwe woningen hierdoor beïnvloed. Hoewel woningen nog steeds kunnen worden aangesloten, geldt dit niet voor essentiële voorzieningen, zoals supermarkten, scholen en zorgcentra. Daarnaast kan de grootschalige verduurzaming van collectieve complexen, zoals appartementengebouwen of projecten van woningcorporaties, mogelijk worden gehinderd door netcongestie. Dit alles heeft een directe invloed op het vestigingsklimaat en de toekomstbestendigheid van Breda. 

Vooralsnog zijn de risico’s lastig te kwantificeren. In het land zien we de situatie op het elektriciteitsnet verslechteren. We volgen deze situatie op de voet. In een dynamische omgeving brengen we de impact van netcongestie in kaart en bekijken we welke projecten hierdoor worden belemmerd. Als gemeente werken we nauw samen met onze partners in de stad om mogelijkheden te verkennen om het elektriciteitsnet efficiënter te benutten. We streven ernaar om op het bestaande elektriciteitsnet meer ruimte te creëren, zodat bedrijven en voorzieningen alsnog kunnen worden aangesloten. Deze maatregelen lossen de netcongestie echter niet op. We zetten ons in om structurele oplossingen te vinden en de toekomstige betrouwbaarheid en capaciteit van ons elektriciteitsnet te waarborgen. Daarbij kijken we ook naar de onderzoeksresultaten van landelijke studies naar dit onderwerp. 

Beschikbare weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Beschikbare weerstandscapaciteit
Bedragen x € 1 miljoen
Onderdeel weerstandscapaciteit 2025 2026 2027 2028
Algemene reserve (per 1-1) 78,5 77,1 83,9 92,7
Onvoorzien 1,0 1,0 1,0 1,0
Vermogen om bezuinigingen door te voeren p.m. p.m. p.m. p.m.
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit 79,5 78,1 84,9 93,7

Met een risicopositie van € 55,3 miljoen is de beschikbare weerstandscapaciteit voldoende om de risico's af te dekken.

Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit geeft aan welk vermogen we beschikbaar hebben om de risico's af te dekken. Dit bestaat uit de algemene reserve, de post onvoorzien en het vermogen om bezuinigingen door te voeren.

Algemene reserve
De gemeentebrede algemene reserve behoort tot de weerstandscapaciteit, voor zover deze vrij beschikbaar is. Vanaf 2021 is deze volledig vrij beschikbaar met uitzondering van een blokkering van € 16,5 miljoen voor de Noordelijke Rondweg.

In 2025 wordt de gemeentefondsuitkering incidenteel gekort met € 675 miljoen (voor Breda betekent dit een korting van € 7,1 miljoen). Dit betekent dat het noodzakelijk is om eenmalig € 2,5 miljoen te onttrekken uit de algemene reserve. 

Onvoorzien
De begrote post onvoorzien is € 1 miljoen per jaar.

Vermogen om bezuinigingen door te voeren
De ruimte in de meerjarenbegroting is bestemd voor nieuw beleid en toekomstige investeringen. Daarom rekenen we deze niet toe aan de beschikbare weerstandscapaciteit.

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen
Rekening 2022 Rekening 2023 Begroting 2024 Begroting 2025 Begroting 2026 Begroting 2027 Begroting 2028 Streef- waarde
Stabiliteit
Solvabiliteitsratio * 21,07% 19,64% 16,32% 14,56% 14,41% 15,23% 16,18% > 20%
Solvabiliteitsratio exclusief doorleningen 26,11% 24,05% 19,63% 17,26% 16,92% 17,78% 18,72% > 20%
Structurele exploitatieruimte * 1,81% 4,02% 3,43% 1,64% 0,44% -0,24% -0,42% > 0%
Wendbaarheid
Belastingcapaciteit * 95,10% 79,88% 76,37% 78,60% 79,79% 81,01% 82,25% < 105%
Netto schuldquote * 53,11% 57,37% 57,98% 64,56% 69,87% 70,20% 71,02% < 90%
Gecorrigeerde netto schuldquote * 35,47% 40,23% 44,57% 51,65% 57,02% 57,89% 59,43% < 90%
Weerbaarheid
Grondexploitaties * 1,86% 1,85% 3,13% 3,15% 3,28% 3,30% 3,27% < 20%
Ratio weerstandsvermogen 1,7 1,5 1,6 1,4 1,4 1,5 1,7 > 1,0
Onbenutte belastingcapaciteit 63,02% 50,32% 41,89% 41,89% 41,89% 41,89% 41,89%
Wettelijke kaders
Rente risiconorm (ruimte onder risiconorm * € 1 miljoen) 117 127 187 181 173 170 172 > 0
Kasgeldlimiet: onderschrijding (+) of overschrijding (-) per kwartaal ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++
EMU-saldo (* € 1.000) 20.806 -33.457 -82.742 -60.934 -27.234 -4.713 -18.290 > € -38.674
* deze kengetallen zijn wettelijk voorgeschreven

Toelichting op de financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Toelichting op de financiële kengetallen

Stabiliteit
Solvabiliteitsratio 
De solvabiliteit drukken we uit in een percentage van het eigen vermogen tegenover het totaal vermogen. Dit geeft inzicht in de mate waarin we in staat zijn om aan onze verplichtingen te voldoen. Dit kengetal wordt gedempt doordat we grote geldleningen hebben verstrekt aan woningcorporaties en voor de onderwijshuisvesting. Een solvabiliteitsratio die lager is dan 20%, wordt door de provincie als risicovol beschouwd.

Solvabiliteitsratio exclusief doorleningen
Omdat Breda in verhouding tot andere gemeenten grote leningen heeft verstrekt aan woningcorporaties en voor onderwijshuisvesting, heeft dit een dempend effect op de solvabiliteitsratio. Daarom wordt hier ook de solvabiliteitsratio weergegeven zonder deze leningen. Dit kengetal geeft een realistischer beeld van onze financiële positie.

Structurele exploitatieruimte 
Dit kengetal geeft informatie over de mate waarin we structurele lasten kunnen afdekken met structurele baten. Vanuit het BBV is de norm dat de structurele exploitatieruimte in evenwicht dan wel positief is.

Wendbaarheid
Belastingcapaciteit 
De belastingcapaciteit geeft weer hoe de lokale lastendruk in de gemeente Breda zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. Het geeft hiermee een indicatie van de ruimte om extra inkomsten uit belastingen te genereren. De belastingcapaciteit wordt berekend door de totale woonlasten van een meerpersoonshuishouden in de gemeente in enig jaar te vergelijken met het landelijk gemiddelde in het voorafgaande jaar en uit te drukken in een percentage. De provincie beschouwt een belastingcapaciteit hoger dan 105% als risicovol.

Netto schuldquote 
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast tegenover de eigen middelen. Het laat zien hoeveel de rentelasten en aflossingen drukken op de exploitatie. Dit zijn de signaleringswaarden van de provincie: < 90% is het minst risicovol, 90-130% is neutraal, > 130% is het meest risicovol.

Gecorrigeerde netto schuldquote
Bij de berekening van de gecorrigeerde netto schuldquote houden we rekening met doorgeleende gelden. Zowel de netto schuldquote als de gecorrigeerde netto schuldquote laten zien dat de lasten die samenhangen met onze netto schuld passen binnen een acceptabele bandbreedte.

Weerbaarheid
Grondexploitaties
Het kengetal grondexploitaties geeft een indicatie van het financiële risico dat de gemeente loopt met zijn grondportefeuille. Het kengetal wordt berekend door de boekwaarde van de grondexploitaties af te zetten tegen de totale baten van de gemeente (exclusief onttrekkingen aan de reserves). De provincie hanteert als signaleringswaarden: < 20% is het minst risicovol, 20-35% is neutraal, > 35% is het meest risicovol. Dit kengetal laat zien dat we voor de baten van de organisatie niet erg afhankelijk zijn van de opbrengsten uit grondverkopen. In het verleden zijn er flinke afboekingen geweest op de grondposities. De kans op een herhaling van een risico met deze omvang is klein.

Ratio weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen geeft een indicatie van de mate waarin de gemeente in staat is om niet-begrote financiële tegenvallers op te vangen, zonder de noodzaak om direct te bezuinigen. De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald op basis van een inventarisatie en analyse van de risico’s die de gemeente loopt. Dit kengetal geeft de verhouding weer tussen het weerstandsvermogen en de risico's. Een ratio hoger dan 1 geeft een indicatie dat er voldoende weerstandsvermogen is om risico’s af te dekken.

Onbenutte belastingcapaciteit
Bij de onbenutte belastingcapaciteit kijken we naar de belangrijkste inkomsten voor de gemeente: de OZB, de afvalstoffenheffing en de rioolrechten. Dit kengetal geeft weer hoeveel ruimte de gemeente heeft om extra belastingen te heffen.

Wettelijke kaders
Renterisiconorm
De renterisiconorm heeft als doel om toekomstige renterisico’s op de kortlopende schuld te beperken. De renterisico’s worden berekend als de som van de aflossingen en de renteherzieningen op de bestaande langlopende schuld. Er geldt een wettelijke norm. Het totale jaarlijkse renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal. De renterisiconorm dwingt daarmee tot spreiding van de aflossingen en renteherzieningen. De renterisiconorm is uitgebreid toegelicht in de paragraaf Financiering.

Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet betreft een plafond voor de kortlopende schuld van de gemeente, met als doel een te grote gevoeligheid voor rentefluctuaties op de kortlopende schuld te voorkomen. De kasgeldlimiet is wettelijk bepaald op 8,5% van het begrotingstotaal. Als de kortlopende schuld van een gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, moet de gemeente haar toezichthouder hiervan op de hoogte te stellen en een plan voorleggen om het daaropvolgende kwartaal weer aan de kasgeldlimiet te voldoen. In het overzicht staat een plusteken als de gemeente in het kwartaal onder de limiet is gebleven. Is de limiet in een kwartaal overschreden, dan is dit met een minteken aangegeven.

EMU-saldo
EU-lidstaten mogen een EMU-tekort hebben van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (bbp). In dit maximale tekort mogen, naast het Rijk, ook de decentrale overheden een aandeel hebben. Voor de jaren 2024 tot en met 2026 is ambtelijk overeengekomen dat de gezamenlijke ruimte voor de decentrale overheden 0,5% van het bbp bedraagt. De gezamenlijke ruimte voor de gemeenten bedraagt 0,34% van het bbp. Deze percentages moeten echter nog bestuurlijk bekrachtigd worden door het Rijk. In de decembercirculaire Gemeentefonds 2023 zijn de individuele referentiewaarden gepubliceerd die de afzonderlijke gemeenten als richtlijn kunnen hanteren. De referentiewaarde voor Breda bedraagt € -38,7 miljoen.