Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Beleid maken en uitvoeren is risico nemen. Er zijn op dit moment talrijke maatschappelijke uitdagingen die leiden tot veranderende omstandigheden. Deze veranderende omstandigheden vragen om oplossingen, maatregelen of risicoacceptatie. Daarom is risico-intelligentie nodig: een zo goed mogelijke van de kansen en bedreigingen. (Financiële) risico’s die de gemeente loopt moeten kunnen worden opgevangen om te voorkomen dat de uitvoering van beleid onderhevig is aan al te grote financiële schokken. Het weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin de gemeente in staat is om risico’s en financiële schade te kunnen opvangen. Het weerstandsvermogen bestaat uit het vrij besteedbaar vermogen (de weerstandscapaciteit) minus het bedrag dat nodig is om de risico's op te vangen (de risicopositie). 

Weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen

Risico’s belemmeren ons in het bereiken van onze doelen. Daarom worden afzonderlijke risico’s zo goed mogelijk ingeschat. Voor een stabiel financieel beleid reserveren we een deel van ons eigen vermogen (de reserves) om financiële risico’s op te vangen.

Het risicoprofiel (Monte Carlo-simulatie) in de begroting 2023 was € 46,0 miljoen. In deze jaarrekening is het risicoprofiel op basis van de meest actuele cijfers toegenomen met € 10,4 miljoen. Het geactualiseerde risicoprofiel komt uit op € 56,4 miljoen. Er is sprake van verschuivingen in de omvang van risico’s. Enerzijds zijn de risico’s in het sociaal domein en voor juridische claims toegenomen. Anderzijds zijn risico’s op het gebied van onder andere bedrijfsvoering en corona afgenomen of als gevolg van genomen maatregelen verdwenen. De groei van het risicoprofiel hangt samen met een nieuw risico onder de noemer ‘inflatie en sensitiviteit’.

Om de risico’s af te dekken, heeft de gemeente in 2026 € 99,6 miljoen beschikbaar. Het weerstandsvermogen is dan € 43,2 miljoen (€ 99,6 miljoen min € 56,4 miljoen). Dit betekent dat als de risico's zich voordoen, we de beleidsuitvoering kunnen voortzetten.

Hoe we omgaan met het weerstandsvermogen is hier grafisch weergegeven:

De rode lijn is het minimale bedrag dat we aan buffer nodig hebben. Als er meer vermogen is dan dit bedrag, bepalen we hoeveel geld we nodig hebben om de financiële positie op orde te krijgen of te houden (het grijze vakje). Dit meten we met financiële kengetallen (zie hieronder), zoals de netto schuldquote, de solvabiliteit, de grondexploitatie, de belastingcapaciteit en de structurele exploitatieruimte. Het kan dus betekenen dat inzet van de algemene reserve ervoor zorgt dat de kengetallen onder de vereiste waarde komen.

Vervolgens bepalen we hoeveel geld er nodig is voor de uitvoering van eerdere bestuurlijke besluiten. Als dat allemaal gedekt is, zijn de overige middelen vrij in te zetten.

Beleid: Uitgangspunten en proces

Terug naar navigatie - Beleid: Uitgangspunten en proces

Ons beleid voor risicomanagement ziet er als volgt uit:

Ons vertrekpunt zijn de gemeentelijke doelen. Die willen we met zo min mogelijk tegenslagen bereiken. Dat doen we in 4 lijnen. 

1e lijn: risico’s inventariseren
We hebben te maken met risico’s en kansen die ontstaan door niet te beïnvloeden externe ontwikkelingen. De gemeente neemt risico’s om het maximale uit haar beleid te halen. Deze strategische risico's zijn dus niet ongewenst, integendeel. Verder zijn er te voorkomen risico’s, het directe gevolg van min of meer regulier werk. Hieronder vallen ook de zogenaamde compliance risico’s als we niet voldoen aan wet- en regelgeving. Ook zijn er schades en incidenten (bijvoorbeeld fraude) die bij de dagelijkse gang van zaken kunnen optreden.

2e lijn: toprisico's selecteren
Halfjaarlijks, bij begroting en jaarrekening, maken we een selectie van maximaal 30 risico’s met de grootste impact. Die noemen we toprisico's, de 2e lijn.

3e lijn: maatregelen nemen
Om de geselecteerde risico’s te beheersen, stellen we een strategie op voor het treffen van maatregelen. Dat is de 3e lijn.

4e lijn: audits uitvoeren
De werking van het proces wordt beoordeeld door Concerncontrol. Dit kan ertoe leiden dat we het proces aanscherpen of het systeem aanpassen.

Benodigde weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Benodigde weerstandscapaciteit

De risico-inventarisatie levert honderden risico's op. De gemeenteraad geven we een toelichting op de belangrijkste. Deze toprisico's zijn opgenomen in onderstaande tabel. Om de benodigde weerstandscapaciteit te berekenen, voeren we een Monte Carlo-simulatie uit. Deze geautomatiseerde simulatie is een veelgebruikte statistische techniek die verschillende scenario's doorrekent. De bedragen van 'Vastgoedontwikkeling', 'Huurinkomsten en leegstand gemeentelijk vastgoed' en 'Sociaal Domein' hebben we op die manier berekend. De andere risicobedragen hebben we berekend door de kans te vermenigvuldigen met het gevolg. Een voorbeeld: stel dat het gevolg van een risico € 20 miljoen is. De kans dat het risico voorkomt, is geschat op 50%. Dan is in onderstaande tabel € 10 miljoen opgenomen (€ 20 miljoen x 50%). Hierdoor zijn de bedragen in onderstaande tabel hoger dan het benodigde aandeel (op basis van de Monte Carlo-simulatie) in de benodigde weerstandscapaciteit.

Bedragen x € 1 miljoen
Nr. Risico`s Begroting 2022 Jaarrekening 2021 Begroting 2023 Jaarrekening 2022
Grondexploitaties
1 Vastgoedontwikkeling 14,7 11,8 13,9 13,3
2 Claims 1,1 1,1 1,1 1,9
Sociaal Domein
3 Sociaal Domein 21,6 20,1 12,6 14,0
Derden
4 Huurinkomsten en leegstand gemeentelijk vastgoed 8,1 8,2 8,2 -
5 Verbonden partijen (GR'en) 1,3 1,3 1,2 1,2
Projecten
6 Projecten 10,7 11,1 10,4 9,9
Overige risico's
7 Implementatie omgevingswet pm pm pm pm
8 Klimaatrisico's 1,0 0,8 0,8 0,8
9 Achterstand verharding - 1,8 2,0 2
10 Bedrijfsvoering 2,6 3,4 - -
11 Cyberrisico's 0,8 0,8 0,8 0,8
12 Fiscale risico's 0,9 0,3 0,3 1,6
13 Fluctuaties gemeentefondsuitkering 1,4 1,4 1,4 1,4
14 Buffer risico's Corona 3,8 3,8 1,9 -
15 Garantstellingen pm pm pm pm
16 Inflatie en sensitiviteit pm 12,6

Toelichting op de toprisico’s

  1. Vastgoedontwikkeling; was € 13,9 miljoen, wordt € 13,3 miljoen.
    De huidige methodiek van risicomanagement is gebaseerd op de Nota Risicobereidheid en weerstandsvermogen uit 2018. De risico’s verbonden aan grondexploitaties zijn onderdeel van de totale risicopositie van de Gemeente Breda. Ze worden gedekt uit de totale weerstandscapaciteit van onze gemeente. De verwachte positieve resultaten in grondexploitaties vormen een extra buffer voor de risico’s in grondexploitaties. Omdat in het financieel meerjarenperspectief een groot deel van die positieve resultaten als opbrengst is ingerekend, is het effect van deze buffer inmiddels beperkt. Het totale risico verbonden aan het taakveld grondexploitatie wordt bepaald door de volgende risico’s te beoordelen:
    1. Risico’s in individuele grondexploitaties. We houden die bij op risicokaarten.
    2. Een scenario voor project overstijgende risico’s. Dat scenario heet “stagnerende economie”. In dit scenario stijgt de rente extra, ligt de kostenstijging structureel 2% hoger, en de opbrengstenstijging structureel 2% lager dan de standaardparameters in onze grondexploitaties. Bovendien treedt 100% vertraging op bij het afwikkelen van de grondexploitatie. Onder dit scenario vallen de mogelijke effecten van bijvoorbeeld de stikstofcrisis en van de huidige economische tegenwind op onze portefeuille van actieve grondexploitaties.
    3. Risico’s verbonden aan onze portefeuille panden en gronden.

Deze 3 soorten risico’s brengen we apart in beeld, waarna een Monte-Carlo simulatie bepaalt hoeveel weerstandscapaciteit nodig is om de risico’s verbonden aan grondexploitatie af te dekken. De risicokaarten tellen op tot een gewogen risico van € 6,4 miljoen. Het scenario stagnerende economie in grondexploitaties komt uit op een gewogen risico van € 4,1 miljoen. Het gewogen risico verbonden aan onze voorraad gronden en panden bedraagt € 1,7 miljoen. Met deze input berekent de Monte Carlo-simulatie een benodigde weerstandscapaciteit voor het taakveld grondexploitatie van in totaal € 13,3 miljoen. Dat is € 0,6 miljoen minder dan berekend werd bij de begroting 2023, en € 1,5 miljoen meer dan berekend bij de jaarrekening 2021.Het totale risico blijft dus min of meer stabiel. Aan de ene kant daalt het risico in grondexploitaties die in een aflopend stadium verkeren. Aan de andere kant dragen nieuw gestarte grondexploitaties weer bij aan het totale risico. En ook de huidige toestand op het wereldtoneel houdt de risico’s hoog. Met name omdat gestegen bouwkosten en energielasten de realisatie van vastgoed bemoeilijken, en het dalend consumentenvertrouwen de vraag ernaar onder druk zet.

2. Claims was € 1,1 miljoen, wordt € 0,5 miljoen.
Dit zijn risico’s voor claims vanwege bijvoorbeeld ruimtelijke ontwikkelingen, of als gevolg van handhaving.

3. Sociaal Domein; was € 12,6 miljoen, wordt € 14,0 miljoen.
Dit risico is de optelsom van de verschillende risico’s binnen het Sociaal Domein. De risico’s Sociaal Domein zijn toegenomen met € 1,4 miljoen. Het verdeelmodel BUIG is veranderd van historische gegevens naar een objectief verdeelmodel, die voor de gemeenten Breda ongunstig is uitgepakt (mismatch tussen in en uitstroom). Uitgangspunt vanuit het ministerie van SZW in de financieringssystematiek is dat voor alle gemeenten samen een toereikend macrobudget wordt vastgesteld en dat de verdeling zo goed mogelijk aansluit bij de werkelijke kosten. Echter in de praktijk blijkt, dat deze financieringssystematiek nog niet goed aansluit. Daarom heeft de minister in 2022 opdracht gegeven voor diverse onderzoeken voor verbetering in het objectiefvoordeelmodel. De kans bestaat dat het BUIG budget ontoereikend is. Wanneer dit zich voordoet, kunnen we aanspraak maken op een vangnetuitkering, die door de toetsingscommissie vangnet Participatiewet wordt beoordeeld. Aan deze vangnetuitkering zijn verschillende voorwaarden verbonden, waaronder een eigen risicocomponent (circa 10% van het BUIG budget). 

Voor 2023 is voor de uitvoering van de Jeugdwet vanuit het Rijk een extra bedrag beschikbaar. Voor 2024 en verder is de hoogte van de Rijksuitkering nog niet duidelijk. Daarbij staat op macroniveau vanaf 2024 een landelijk besparingspakket op de rol in het kader van de hervorming van de jeugdzorg van € 100 miljoen, oplopend met telkens € 500 miljoen in daaropvolgende begrotingsjaren. Hierbij geldt wel dat, zolang er nog geen concrete invulling is van dit pakket, de budgettaire risico’s bij het Rijk liggen. Vanaf 2022 richt Breda zich op herijking van (sturing en beheersing van) het lokale stelsel. Met extra projectbudget in 2023 is er financiële ruimte en tijd om bestaande beheersmaatregelen en maatregelen vanuit de (landelijke) hervormingsagenda te implementeren. Indien de beheersmaatregelen en maatregelen een positief effect hebben, dan kunnen de oplopende kosten van de Jeugdhulp hiermee worden afgeremd. Gezien de trend van afgelopen jaren, zien we door de toenemende vraag van jeugdhulp de cliënten aantallen stijgen. Het verwacht effect van de maatregelen is nog niet duidelijk.

Door de invoering van het abonnementstarief is het aantal Wmo hulpaanvragen gestegen. De stijging geeft structureel hogere kosten, zowel de uitvoeringskosten als de voorzieningskosten huishoudelijke ondersteuning. Om de houdbaarheid van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) te verbeteren, voert het kabinet een aantal aanpassingen door in het stelsel. De belangrijkste aanpassing is de invoering van een passende eigen bijdrage voor huishoudelijke ondersteuning per 1 januari 2025 waarbij meer rekening wordt gehouden met de draagkracht van huishoudens. Bij huishoudens met een inkomen boven 185% van het sociaal minimum zal de eigen bijdrage geleidelijk stijgen naarmate het inkomen hoger wordt. Daarnaast is in het Integraal Zorgakkoord afgesproken dat gemeenten per 2025 € 110 miljoen per jaar extra krijgen voor Wmo-voorzieningen. Waar de nieuwe passende eigen bijdrage dus kan zorgen voor een minder groot beroep op de huishoudelijke ondersteuning, zorgt deze afspraak in het Integraal Zorgakkoord ervoor dat er per 2025 structureel meer geld beschikbaar komt voor (overige) Wmo-voorzieningen. Echter is de verwachting, dat het aantal cliënten in de huishoudelijke ondersteuning na (her)invoering van de eigen bijdrage maar licht afneemt en niet op het oude niveau komt van voor de invoering van het abonnementstarief. De extra inkomsten vanuit de eigen bijdrage zijn naar verwachting niet toereikend.

Het project/beheersmaatregel bewegen naar de voorkant/klantreis is in 2021 gestart in kwadrant Noordoost. Alle vragen van inwoners die Wmo (breed) zijn gerelateerd worden opgepakt door het aanmeldpunt van Zorg voor elkaar Breda (ZveB) of via de inlopen van ZveB. Hier wordt na een korte uitvraag bepaald waar de vraag het beste opgepakt kan worden. We zagen in 2021 het aantal maatwerkvoorzieningen voor Wmo Begeleiding in Noordoost stabiliseren, terwijl dit aantal in de andere drie kwadranten steeg. In januari 2022 is daarom de nieuwe klantreis Wmo in de hele stad ingevoerd. We verwachten dat deze aanpak de groei in aanvragen Wmo Begeleiding remt. Echter gezien de toename van de begeleidingstrajecten bij jongvolwassenen tijdens de coronacrisis, verwachten wij dat het dalende effect van Wmo Begeleidingstrajecten langere tijd nodig heeft.

4. Huurinkomsten en leegstand gemeentelijk vastgoed; was € 8,2 miljoen, wordt € nihil.
Voor de panden Atea is in 2023 het tekort gedekt maar is er nu nog geen besluit over 2024 e.v. genomen. Het stadion van NAC is in 2022 is NAC definitief overgenomen door een groep ondernemers derhalve is het risico van een faillissement aanzienlijk lager dan voorheen. Door de afwaardering van het faillissementsrisico in combinatie met de afgenomen onzekerheid met betrekking huurinkomsten van het gemeentelijke vastgoed de panden van ATEA en Stadskantoor C vallen deze risico’s bij de jaarrekening 2022 uit de top tien.

5. Verbonden Partijen; blijft € 1,2 miljoen.
Voor gemeenschappelijke regelingen (GR-en) reserveren we vermogen. Een aantal GR-en bouwt geen eigen vermogen op en valt bij tegenvallers direct terug op het vermogen van de deelnemende gemeenten, waaronder Breda. Breda steunt nu op het risicomanagement van GR-en.

6. Projecten; was € 10,4 miljoen, wordt € 9,9 miljoen.
Dit risico bestaat uit projecten, zoals het doortrekken van de Nieuwe Mark, Havenkwartier-De Strip, Talentencentrum, Doorstroomvoorziening en claims bij oude wijkontwikkelingsprojecten. Het risico is afgenomen met € 0,5 miljoen, o.a. aangezien het project Doorstroomontwikkeling is opgeleverd. M.i.v. de begroting 2024 zal het restant risico uit het overzicht verdwenen zijn. Het totale gewogen risicobedrag voor de Nieuwe Mark bedraagt € 5,0 miljoen, voor het Havenkwartier-De Strip € 2,8 miljoen en voor het Talentencentrum De Kragt nu € 0,5 miljoen Het risico van De Kragt neemt dus af tot € 0,5 miljoen vanwege de geplande oplevering van De Kragt medio 2023.

7. Implementatie Omgevingswet; blijft p.m.
Minister De Jonge heeft de inwerkingtreding van de Omgevingswet uitgesteld tot 1 januari 2024. De veronderstellingen die lagen onder de claim bij de Begroting 2023 zijn nog steeds van toepassing en lopen door in 2023. Als de landelijke voorziening niet op tijd klaar is, onvoldoende getest is of er onvoldoende mee geoefend is, vraagt dat om het werken met ‘work arounds’. Dit extra werk is een risico voor capaciteit en doorlooptijden. Extra capaciteit en middelen zijn dan nodig om doelen te bereiken en wettelijke verplichtingen na te komen.

8. Klimaatrisico’s; blijft € 0,8 miljoen. + p.m.
Klimaatrisico's in het openbaar gebied door klimaatverandering strekken zich uit van meer boomvervangingen en groenreconstructies door droogte en hevige stormen of meer dierplagen, tot aantasting van de kwaliteit van wegen en extra inzet gladheidsbestrijding als ook wateroverlast door extreme neerslag. De klimaatrisico’s worden beperkt door extra acties, waaronder extra structurele middelen voor onderhoud groen. Daarnaast zetten we initiatieven voort die zich richten op klimaatadaptief handelen, zoals klimaatadaptieve wijkdeals, het project Groene Buurtjes, verbreding subsidieregeling groene daken, uitvoeren stresstesten en risicodialogen en hebben we het Europees project Cooltowns (maatregelen hittestress) in 2022 afgerond. In het strategisch investeringsplan zijn in 2023 middelen gereserveerd voor groene pleinen en parken 2.0. Deze maatregelen dragen bij aan de hitteproblematiek in de binnenstad. In het Bestuursakkoord 2022-2026 zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor groen en extra bomen en het actualiseren van de bomenkaart. 

Op basis van de slechte toestand van de Natura 2000-gebieden in Brabant zoals die wordt geconstateerd in de Natuurdoelanalyses heeft de Provincie in maart 2023 besloten om de vergunningenverlening te stoppen waar dit extern salderen of gebruikt van het Stikstof Registratie Systeem betreft. Per project wordt hierbij thans de balans opgemaakt en naar oplossingen gezocht. Duidelijk is wel dat natuurherstel, inclusief de bijbehorende investeringen, de komende jaren essentieel is om tot een voldoende robuuste oplossing te komen.

9. Achterstand verharding; blijft € 2,0 miljoen.
Na het analyseren van de weginspectie 2020 is gebleken dat de onderhoudstoestand van de wegverhardingen zich anders ontwikkelt dan in eerdere inspecties naar voren is gekomen. Er is sprake van een trendbreuk. In 2022 is opnieuw een weginspectie uitgevoerd van 50% van het areaal. Een voorzichtige doorkijk geeft aan dat we de achterstalligheid kunnen inlopen, maar niet volledig kunnen inhalen. Drie hoofdpunten zorgen voor een afnemende effectiviteit van de huidige onderhoudsstrategie voor wegverhardingen:

  • De toenemende complexiteit van het gebruik van de openbare ruimte.
  • De theoretische versus praktische onderhoudssystematiek.
  • De klimaateffecten als katalysator.

Dit is merkbaar en aantoonbaar in de controle en sturing van het op peil houden van de kwaliteit van de wegverhardingen. Oplopende achterstanden kunnen leiden tot achterstalligheid in het onderhoud. Dit betekent twee dingen:

  • Op de middellange termijn leidt dit tot kapitaalvernietiging en stijgende kosten voor onderhoud en herstel. Op langere termijn neemt de kans op onveilige situaties toe.
  • We leggen de focus op het wegwerken van de achterstalligheid op de wegverhardingen. Intussen is van de achterstalligheid voor € 1,7 miljoen van de € 3,2 miljoen ‘voorziening achterstallig onderhoud verhardingen’ opgelost. Het aanpakken van geconstateerde achterstanden in het onderhoud van de wegverharding zal nog bij de actualisatie Beleidskader kapitaalgoederen worden meegenomen in 2023. Het risico dat achterstanden uit de meest recente inspectie leidt tot nieuwe achterstalligheid bij het niet tijdig oplossen van deze achterstanden wordt op dit moment ingeschat op € 2,0 miljoen, inclusief prijsstijging

10. Bedrijfsvoering (blijft nihil)
Door de getroffen maatregelen en financiële meevallers binnen de bedrijfsvoering is het risico niet meer aanwezig.

11. Cyberrisico’s (blijft € 0,8 miljoen)
Het dreigingsbeeld Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (IBD) geeft inzicht in de belangrijkste bedreigingen en ontwikkelingen op het gebied van informatiebeveiliging en adviseert over prioriteiten. In het dreigingsbeeld van 2022-2023 geeft de IBD de volgende risico’s aan op het gebied van gegevensbescherming:

  • Uitval van dienstverlening en bedrijfsvoering.
  • Vertrouwelijke informatie in verkeerde handen.
  • Fouten in de dienstverlening als gevolg van incidenten en aantasting van de kwaliteit en integriteit van data. 

Daarnaast geeft de IBD in het dreigingsbeeld de volgende dreigingen weer:

  • Meer ransomware, destructievere gevolgen
    De IBD ontving de afgelopen twee jaar steeds meer meldingen van situaties waar gemeentelijke processen langdurig(er) verstoord zijn als gevolg van destructieve gijzelsoftware.
  • Steeds meer en ernstiger kwetsbaarheden in software
    In 2021 werden wereldwijd ruim twintigduizend kwetsbaarheden geregistreerd, waarvan er door de IBD 1841 als relevant zijn gesignaleerd aan gemeenten. De kwetsbaarheid in de softwarecomponent Log4j en massaal misbruik daarvan zorgde er eind 2021 voor dat tienduizenden softwarepakketten met grote spoed moesten worden aangepast of bijgewerkt.
  • Gevaren in ketens uit het zicht
    Een gemeente neemt deel in veel samenwerkingsverbanden en maakt gebruik van diensten van derden zoals softwareleveranciers. Gemeenten zijn in de afgelopen twee jaar regelmatig geconfronteerd met incidenten die ontstaan zijn bij derden waarbij de gevolgen in de eigen gemeente merkbaar waren.

12. Fiscale risico's (€ 1,6 miljoen, was € 0,3 miljoen)
Breda blijft stappen zetten om de fiscale beheersing binnen de gemeente Breda te professionaliseren. Op dit moment is sprake van een tweetal fiscale kwesties. Met betrekking tot de btw-afrekening is sprake van een vraagstuk/risico ter grootte van € 0,6 miljoen. Daarnaast is sprake een vraagstuk/risico met betrekking tot de aangiften vennootschapsbelasting. De risico’s van de Vpb gerelateerde onderwerpen bedragen in totaal € 1,0 miljoen Beide kwesties zijn onderwerp van gesprek met de Belastinginspecteur.

13. Fluctuaties gemeentefondsuitkering (blijft € 1,4 miljoen)
De gemeentefondsuitkering van het Rijk varieert flink binnen een begrotingsjaar. Om de afhankelijkheid van circulaires te verkleinen, wordt een buffer gevormd. Zo kunnen we beheerst het beleid aanpassen, als er zich onverwachte fluctuaties voordoen.

14. Buffer risico's corona
Omdat de coronacrisis inmiddels achter ons ligt, vervalt dit als toprisico.

15. Garantstellingen (p.m.)
Garanties verlenen aan derden en het innemen van achtervangposities bij waarborgfondsen is niet zonder risico's. De gemeente wordt aangesproken als derden de verplichtingen niet nakomen. Bij een achtervangpositie in een waarborgfonds gebeurt dit pas als het garantievermogen van de waarborgfondsen niet genoeg is. We schatten dit risico laag in. Bij een aanspraak zorgen de hypothecaire zekerheden in het voordeel van de Gemeente Breda ervoor dat het financieel verlies gering of nihil is. De gemeente Breda heeft bij 2 waarborgfondsen een achtervangpositie:

  1. Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW);
  2. Waarborgfonds Eigen Woningen dat de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) verstrekt.

Bij beide waarborgfondsen verwachten we de komende jaren geen aanspraak op de achtervangpositie.

16. Inflatie en sensitiviteit; nieuw risico van € 12,6 miljoen + p.m.
De invasie van Oekraïne zorgt voor grote onzekerheid. Als gevolg van de onzekerheid die hiermee samenhangt, maar ook als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt stijgen op dit moment lonen en prijzen extreem. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de exploitatie en (voorgenomen) investeringen, het raakt ook veel aan de gemeente verbonden partners in de stad. Ook bij gemeenschappelijke regelingen, verbonden partijen, gesubsidieerden en andere contractpartners staan de financiën onder druk. Dit geeft een opwaartse druk op gehanteerde prijzen, tarieven en andere plafonds. Voor zover deze risico’s op dit moment kwantificeerbaar zijn, is dit risico vooralsnog op jaarbasis geraamd op € 5,1 miljoen. Volgens de geldende berekeningssystematiek voor risico-cumulatie leidt dit tot een totaal risico van € 12,6 miljoen + p.m. 

Beschikbare weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Beschikbare weerstandscapaciteit
Bedragen x € 1 miljoen
Onderdeel weerstandscapaciteit 2023 2024 2025 2026
Algemene reserve (per 1-1) 85,8 83,4 89,6 97,2
Saldo perspectief p.m. p.m. p.m. p.m.
Onvoorzien 1,0 1,0 1,0 1,0
Vermogen om bezuinigingen door te voeren p.m. p.m. p.m. p.m.
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit 86,8 84,4 90,6 98,2

Met een risicopositie van € 56,4 miljoen is de beschikbare weerstandscapaciteit voldoende om de risico's af te dekken. 

Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit geeft aan welk vermogen beschikbaar is om de risico's af te dekken. Dit bestaat uit de algemene reserve, de post onvoorzien en het vermogen om bezuinigingen door te voeren.

Algemene reserve
De gemeentebrede algemene reserve behoort tot de weerstandscapaciteit, voor zover deze vrij beschikbaar is. Vanaf 2021 is deze volledig vrij beschikbaar met uitzondering van een blokkering van € 16,5 miljoen voor de Noordelijke Rondweg.

Onvoorzien
De begrote post onvoorzien is € 1 miljoen per jaar.

Vermogen om bezuinigingen door te voeren
In de Bredase begroting is de beschikbare ruimte in de meerjarenbegroting bestemd voor nieuw beleid en toekomstige investeringen. Om deze reden rekenen we deze niet toe aan de beschikbare weerstandscapaciteit.

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen

Breda heeft een meerjarenbegroting die structureel in evenwicht is. De gemeente kan bij financiële tegenslagen tegen een stootje. We hebben inzicht in onze financiële positie en hebben een integraal beeld van de consequenties van beslissingen voor de houdbaarheid van onze financiën. Belangrijke aspecten hierbij zijn stabiliteit, wendbaarheid en voldoen aan wettelijke kaders. Kengetallen kunnen de gemeenteraad ondersteunen bij het maken van afwegingen. Financiële kengetallen zijn getallen die de verhouding uitdrukken tussen bepaalde onderdelen van de begroting, de balans en de exploitatie. Ze helpen bij het beoordelen van de financiële positie.

Onderstaande tabel geeft weer welke kengetallen we hiervoor gebruiken. Alle kengetallen zijn wettelijk voorgeschreven, behalve de solvabiliteitsratio exclusief doorleningen, de ratio weerstandsvermogen en de onbenutte belastingcapaciteit. De wettelijk voorgeschreven kengetallen zijn niet voorzien van een wettelijke norm, behalve de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Wel heeft de provincie Noord-Brabant als financieel toezichthouder zogeheten 'signaalwaarden' geïntroduceerd voor een aantal kengetallen.

Het is niet wenselijk om een individueel kengetal te gebruiken om onze financiële positie te beoordelen. Alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding geven ze een goed beeld. 

De kengetallen zijn ingedeeld volgens 4 aspecten:

  • Stabiliteit: de mate waarin de gemeente haar financiële positie in evenwicht weet te houden.
  • Wendbaarheid: de mate waarin de gemeente snel kan reageren op veranderingen in haar behoeften, ambities en doelstellingen op korte en lange termijn.
  • Weerbaarheid: de mate waarin de gemeente financiële tegenvallers en financiële risico’s op kan vangen zonder grote beleidswijzigingen.
  • Wettelijke kaders: de mate waarin de gemeente voldoet aan de wettelijke normen voor financiering.
Rekening 2019 Rekening 2020 Rekening 2021 Rekening 2022 Streef- waarde
Stabiliteit
Solvabiliteitsratio * 17,56% 18,41% 18,54% 21,07% > 20%
Solvabiliteitsratio exclusief doorleningen 23,00% 23,84% 23,52% 26,11% > 20%
Structurele exploitatieruimte * -0,61% -0,97% 0,27% 1,81% > 0%
Wendbaarheid
Belastingcapaciteit * 101,53% 97,43% 96,65% 95,10% < 105%
Netto schuldquote * 71,51% 61,52% 60,84% 53,11% < 90%
Gecorrigeerde netto schuldquote * 46,25% 39,90% 40,59% 35,47% < 90%
Weerbaarheid
Grondexploitaties * 6,23% 5,07% 3,85% 1,86% < 20%
Ratio weerstandsvermogen 1,2 1,7 2,2 1,7 > 1,0
Onbenutte belastingcapaciteit 23,67% 39,13% 44,86% 63,02%
Wettelijke kaders
Rente risiconorm (ruimte onder risiconorm * € 1 miljoen) 31 50 110 117 > 0
Kasgeldlimiet: onderschrijding (+) of overschrijding (-) per kwartaal --++ -+++ ++++ ++++ ++++
EMU-saldo (* € 1.000) -31.882 12.003 -10.684 20.806 > - € 25.708
* deze kengetallen zijn wettelijk voorgeschreven

Toelichting financiële kengetallen

Stabiliteit
Solvabiliteitsratio 
De solvabiliteit drukken we uit in een percentage van het eigen vermogen tegenover het totaal vermogen. Dit geeft inzicht in de mate waarin we in staat zijn om aan onze verplichtingen te voldoen. Dit kengetal wordt gedempt doordat we grote geldleningen hebben verstrekt aan woningcorporaties en in het kader van onderwijshuisvesting voor de doordecentralisatie van de onderwijshuisvesting. Een solvabiliteitsratio onder de signaalwaarde van 20% wordt door de Provincie als risicovol beschouwd.

Solvabiliteitsratio exclusief doorleningen
Omdat Breda in verhouding tot andere gemeenten grote leningen heeft verstrekt aan woningcorporaties en in het kader van onderwijshuisvesting, geeft dit een dempend effect op de solvabiliteitsratio. Daarom wordt hier ook de solvabiliteitsratio weergegeven zonder deze leningen. Dit kengetal geeft een realistischer beeld van onze financiële positie.

Structurele exploitatieruimte 
Dit kengetal geeft informatie over de mate waarin we structurele lasten kunnen afdekken met structurele baten. Vanuit het BBV is de norm, dat de structurele exploitatieruimte in evenwicht dan wel positief is.

Wendbaarheid
Belastingcapaciteit 
De belastingcapaciteit geeft weer hoe de lokale lastendruk in de gemeente Breda zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. Het geeft hiermee een indicatie van de ruimte om extra inkomsten uit belastingen te genereren. De belastingcapaciteit wordt berekend door de totale woonlasten van een meerpersoonshuishouden van de gemeente in enig jaar te vergelijken met het landelijk gemiddelde in het voorafgaande jaar en uit te drukken in een percentage. De Provincie beschouwt een belastingcapaciteit hoger dan 105% als risicovol.

Netto schuldquote 
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast tegenover de eigen middelen. Het geeft een indicatie over hoeveel de rentelasten en aflossingen drukken op de exploitatie. Signaleringswaarden van de provincie: <90% is minst risicovol, 90-130% is neutraal, >130% is meest risicovol.

Gecorrigeerde netto schuldquote
Bij de berekening van de gecorrigeerde netto schuldquote houden we rekening met doorgeleende gelden. Zowel de netto schuldquote als de gecorrigeerde netto schuldquote laten zien dat de lasten die samenhangen met onze netto schuld passen binnen een acceptabele bandbreedte.

Weerbaarheid
Grondexploitaties
Het kengetal grondexploitaties geeft een indicatie van het financiële risico dat de gemeente loopt in verband met zijn grondportefeuille. Het kengetal wordt berekend door de boekwaarde van de grondexploitaties af te zetten tegen de totale baten van de gemeente (excl. onttrekkingen aan reserves). De Provincie hanteert als signaleringswaarden: < 20% is minst risicovol, 20-35% is neutraal, > 35% is meest risicovol. Dit kengetal laat zien dat we voor de baten van de organisatie niet erg afhankelijk zijn van de opbrengsten uit grondverkopen. In het verleden zijn er flinke afboekingen geweest op de grondposities. De kans op een herhaling van een risico met deze omvang is klein.

Ratio weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen geeft een indicatie van de mate waarin de gemeente in staat is om niet begrote financiële tegenvallers op te vangen, zonder de noodzaak om direct te bezuinigen. De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald op basis van een inventarisatie en analyse van de risico’s die de Gemeente loopt. Dit kengetal geeft de verhouding weer tussen het weerstandsvermogen en de risico's. Het laat zien in hoeverre we voldoende weerstandsvermogen hebben om risico's af te dekken. Een ratio hoger dan 1 geeft een indicatie, dat er voldoende weerstandsvermogen is om risico’s af te dekken.

Onbenutte belastingcapaciteit
Bij de onbenutte belastingcapaciteit kijken we naar de 3 belangrijkste inkomsten voor de gemeente: de OZB, de afvalstoffenheffing en de rioolrechten. Dit kengetal geeft weer hoeveel ruimte de Gemeente heeft om extra belastingen te heffen.

Wettelijke kaders
Renterisiconorm
De renterisiconorm heeft als doel om toekomstige renterisico’s op de kortlopende schuld te beperken. De renterisico’s worden berekend als de som van de aflossingen en de renteherzieningen op de bestaande langlopende schuld. Er geldt een wettelijke norm. Het totale jaarlijkse renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal. De renterisiconorm dwingt daarmee tot spreiding van de aflossingen en renteherzieningen. De renterisiconorm is uitgebreid toegelicht in de paragraaf Financiering.

Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet betreft een plafond voor de kortlopende schuld van de gemeente, met als doel een te grote gevoeligheid voor rentefluctuaties op de kortlopende schuld te voorkomen. De kasgeldlimiet is wettelijk bepaald op 8,5% van het begrotingstotaal. Indien de kortlopende schuld van een gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, dient de gemeente haar toezichthouder hiervan op de hoogte te stellen en een plan voor te leggen om het daaropvolgende kwartaal weer aan de kasgeldlimiet te voldoen. In het overzicht is met een +plusteken aangegeven, als de Gemeente in het kwartaal onder de limiet is gebleven. Ingeval de limiet in een kwartaal is overschreden is dit met een -teken aangegeven.

EMU-saldo
EU-lidstaten mogen een EMU-tekort realiseren van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (bbp). In dit maximale tekort mogen, naast de Rijksoverheid, ook de decentrale overheden een aandeel hebben. Voor de jaren 2019-2022 is afgesproken dat de gezamenlijke ruimte voor de decentrale overheden 0,4% van het bbp bedraagt. De gezamenlijke ruimte voor de gemeenten bedraagt 0,27% van het bbp. In de Septembercirculaire Gemeentefonds 2021 zijn de individuele referentiewaarden gepubliceerd, die de afzonderlijke gemeenten als richtsnoer kunnen hanteren. De referentiewaarde voor Breda bedraagt - € 25,7 miljoen.